Originele kaart [PDF 3.1 Mb]
Naam: Onderstation Zutphen Voorsterallee, Wijnhofstraat Zutphen
Type: transformatorgebouwen;
Opdrachtgever: Provinciale Geldersche Electriciteits-Maatschappij
Uitgevoerd: ja
Bestaand: ja
Architecten: Fels, H. / 1951-1952;
Adres: Voorsterallee, Wijnhofstraat, Zutphen
Bijzonderheden: Het Onderstation Zutphen heeft een langgerekt, rechthoekig bedieningsgebouw in baksteen met een lichthellend zadeldak met betonnen overstek. De lange gevels zijn voorzien van smalle, hoge vensters en de ingang heeft een segmentboogportaal.
Literatuur: - Vredenberg, J., 'Trotse Kastelen en Lichtende Hallen'. Architectuur van elektriciteitsbedrijven in Nederland tot 1960, (2003)17-18;20;2.

Hendrik Fels 1882-1962

Het oeuvre van Hendrik Fels bestaat naast landhuizen voor een groot deel uit werken voor elektriciteitsbedrijven.2 Verder ontwierp hij onder meer scholen, garages en andere bedrijfsgebouwen, vooral in Den Haag en omgeving.

Fels werd in 1882 in Rotterdam geboren. Na de HBS studeerde hij in Delft aan de Technische Hogeschool onder leiding van de professoren E. Gugel, K. Sluyterman en J.F. Klinkhamer, de specialist op het gebied van fabrieksbouw. Fels brak zijn studie af en vestigde zich in Den Haag, waar hij op het bureau van Joh. Mutters jr. werkte, evenals zijn zwager A.P. Smits. Zoals gezegd, had hij van 1906 tot in 1919 in Den Haag een gezamenlijk bureau met Smits. Op 3 september 1918 trouwde Fels met Caroline Fernande Emilie Dommers.
Evenals Smits was Fels betrokken bij verschillende kunstenaars- en architectenorganisaties. Zo was hij van 1910 tot 1914 bestuurslid van de Bond van Nederlandse Architecten. Smits was in 1907 betrokken geweest bij de oprichting van deze organisatie. Verder was Fels tegelijk met Smits bestuurslid van de VANK en werkte ook Fels in de periode 1916-1935 voor de meubelfabriek LOV. Verder was Fels lid van Architectura et Amicitia en de Haagsche Kunstkring.

Zijn broer Jan Jacob Fels hielp Hendrik Fels omstreeks 1918 aan de eerste opdracht bij een elektriciteitsbedrijf. Het ging hierbij om een kleine verbouwing aan het hoofdkantoor van de Provinciale Geldersche Electriciteits-Maatschappij (PGEM), de villa Kraton aan de Utrechtseweg in Arnhem. J.J. Fels was vanaf 1908 elektrotechnisch ingenieur bij de Gemeente Electriciteitswerken van Nijmegen. In 1915 volgde hij de directeur van dat bedrijf op en 1922 werd hij hoofdingenieur bij de PGEM. Vanaf 1940 was J.J. Fels directielid van de PGEM.
Mede dankzij zijn broer kreeg Fels de ene grote opdracht na de andere. Voor de PGEM ontwierp hij in de jaren twintig uitbreidingen aan de centrale in Nijmegen, die uiteindelijk een geheel nieuw aanzien kreeg in de stijl van de Haagse School. In dezelfde trant ontwierp hij een reeks elektrische onderstations (schakel- en transformatorstations) in Gelderland. Begin jaren dertig werkte Fels aan twee grote opdrachten: de nieuwe Centrale Gelderland in Nijmegen en een complex met kantoren en laboratoria voor de N.V. Keuringsinstituut voor Electrotechnische Materialen te Arnhem. Bij de bouw van centrales werkte hij doorgaans samen met Ingenieursbureau Dwars, Heederik en Verhey (DHV).

Hendrik Fels en A.H. van Rood, die eveneens voor elektriciteitsbedrijven werkte, speelden een toonaangevende rol in de industriearchitectuur van de jaren twintig en dertig. Zij brachten de moderne architectuur van de Haagse School met haar geometrische vormentaal voor het eerst op grote schaal in praktijk bij bedrijfsgebouwen. Fels richtte zich sterk naar de voorbeelden van prominente collega's zoals J. Wils en W.M. Dudok.

Behalve in architectonisch opzicht, waren de gebouwen van Fels ook in bedrijfstechnisch opzicht zeer modern. Dit laatste was niet zozeer de verdienste van hemzelf, als wel van zijn broer, die elektrotechnisch ingenieur was. J.J. Fels introduceerde bij de PGEM nieuwe typen onderstations naar Amerikaans voorbeeld en een nieuwe opzet voor centrales naar voorbeeld van Großkraftwerk Klingenberg in Berlijn.

Na de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde de stijl van Fels zich in een zakelijk-traditionalistische richting. Deze ontwikkeling was tegengesteld aan de algemene tendens in de industriearchitectuur, die steeds meer werd gedomineerd door prefabricage en de toepassing van beton, staal en glas. Zijn laatste grote werk was de Centrale Merwedehaven in Dordrecht.

Bron